Geboorte

Zie je me zitten, daar onder die blauwe parasol ?Kijk goed, in het midden, iets meer naar rechts. Achter de  derde pluk helmgras onder het hogere duin. Mijn toetsenbord knarst van al het zand maar dat maakt mij geen moer uit.
Rafels, moet namelijk af.  Rafels, zo gaat mijn roman heten. Definitief. De uien zijn voorgoed in de koelkast of eruit.  Nog één keer die allerlaatste definitieve versie herzien. En voilà, een herschreven fragment uit hoofdstuk twee.

Een halfuur later, stormde Frits de ziekenhuiskamer binnen. Zijn haar in de war, de veter van zijn rechterschoen los, zijn stropdas schuin over zijn schouder en zijn jas in zijn hand. In drie stappen stond hij bij mijn bed, boog over mij heen en kuste mij. Met een bijna smekende blik hakkelde hij : ‘Sorry, sorry, sorry, schatje, ik…’
Mijn moeder keek hem met strak op elkaar geperste lippen en priemende ogen neerbuigend aan. ‘Zo, eindelijk, daar ben je!’
Zij pikte mijn boosheid in. Ik kon hem niet vragen waar hij had uitgehangen. Niet waar zij bij was. Ach, die Frits met zijn trillende lippen. Ik keek hem aan. Drukte met mijn vrije arm zijn hoofd tegen het mijne en gaf hem een zoen.
‘Kijk lieverd, daar is ze, ons meisje, ze is zo lief, zo mooi onze Anna, kijk eens.’
‘Heb je haar Anna genoemd? We zouden toch…’
Toen, heel zachtjes, vroeg ik: ‘Waar was je Fritsie?’
Hij kuchte, keek weg.

uit: RAFELS

 

Plaats een reactie