Mijn moeder stapte uit bed op zoek naar háár moeder. ‘Waar is mijn mama?’ Ik moest het zeggen: ‘Je moeder is al veertien jaar dood mam.’ Ze huilde, begreep het niet. ‘Is het echt waar?’ ‘Ja, helaas mam.’ ‘Wie heeft er dan al die tijd voor ons gezorgd?’ Ineens drong het door; ze was haar kleine zelf, echtgenote en onze moeder tegelijk. Ze dacht dat ze gek werd. ‘Nee mam, je bent heel erg ziek en misschien heb je wel over oma gedroomd?’ ‘Nee,’ fluisterde ze, ‘ik heb stilloos geslapen.’
Ontroerend, Marianne.