
De structuur van mijn tweede roman “Van Huis_weg” (werktitel) is nogal een uitzoekerij. Wekenlang zag het eruit als een rafelige warboel met veel losse einden. Wat wil je ook met een vertelling over vier generaties zigeunervrouwen, bijna honderd jaar zogezegd. Een eeuw met talloze heftige gebeurtenissen: de grote crisis, een wereldoorlog waarin (ook) zigeuners vervolgd en vermoord werden, de wederopbouw, een flowerpowertijd veroorzaakt door een heuse jongerenrevolutie, het ik-tijdperk en de technologische vooruitgang tot in het heden.
Amen.
En nee, Corona doet niet mee, gelukkig. De verteller vertelt het verhaal begin 2012 In ieder geval veel uit te zoeken over die periodes, het woonwagenleven, de reizigerscultuur, hun taal, wat ze eten en drinken, geloofden of niet en al het andere. Een interessante en vooral ook plezierige zoektocht Maar goed, de structuur dus: vormen de tijdperken de haakjes of zijn het de vier vrouwen? Wat zou het beste werken? En wie zou de verteller dan zijn? Rode wangen van plezier en vingers die jeuken om het op te schrijven.