‘Wat er met onze doden gebeurt? Waarom vraag je dat? Daar praten we niet over. We hebben respect voor ze en noemen hen niet bij naam.’
Op omi’s voorhoofd verscheen een diepe frons. Ze schudde haar hoofd, staarde naar de muur achter me, zuchtte diep en keek me recht aan.
‘Vooruit dan maar, ik kan het jou wel vertellen. Je bent per slot van rekening ons bloed.’
Ze knikte als om de juistheid van haar beslissing kracht bij te zetten. Reizigers zijn niet graag open over emotionele zaken.
‘Wanneer we onze doden begraven geven we ze de kleren en sieraden mee die ze droegen toen ze overleden én de dingen waar ze mee bezig waren.’
‘Mee bezig waren, u bedoelt…’
Ik hoefde mijn zin niet af te maken.
‘We vinden het fijn te denken dat iemand gewoon blijft doen wat hij deed. Rookte een man een pijp toen hij overleed? Hij krijgt hem mee. Net als de vrouw de pollepel waarmee ze in de pan roerde, ze kan hem nog nodig hebben.’ Omi lachte, een licht gehinnik. ‘Voor een jonge man die onderweg verongelukte, lieten we een miniatuurwoonwagen maken. Een kind dat met zijn kruiwagen buiten speelde en giftige planten at, kreeg zijn speelgoed mee.’
Omi viel stil. Haar doffe ogen staarden een zwarte verte in.
Ik voelde haar verdriet, het bleef zwaar in de ruimte hangen. Ik durfde me amper te verroeren, laat staan verder te vragen
Scène uit “Van Huis_weg” waarin Raji’s overgrootmoeder vertelt over haar leven. Dat ze als jong meisje van huis wegliep en met de muziek, de reizigers, meeging en voor de rest van haar leven bij hen bleef, en zoetjesaan alle gebruiken en gewoontes leerde. De do’s en do nots, dat zijn er nogal wat, vertelt ze allemaal aan haar achterkleindochter, bij wijze van
erfenis