Aardappelen, vlees en salade

7F85FDC7-0D67-4DFC-AE29-34709EAE2933(Scène uit Van Huis _weg) Omi Clara vertelt: ‘We aten cigánypecsenye. Crina had ‘s morgens, voordat Raji arriveerde, het varkensvlees ingesmeerd met een marinade van olie, geperste knoflook, mosterd, paprikapoeder, zout en peper. Toen ze de schaal tevoorschijn haalde, kropen de heerlijke geuren meteen je neus binnen. Ze zette de aardappelen op het vuur en liet zodra die kookten zes  plakken gerookt spek in de koekenpan glijden en knapperig bruin worden. Ze legde het spek op een vel keukenpapier om uit te druipen en bakte het vlees in het achtergebleven vet mooi bruin en gaar. Crina schepte eerst de aardappelen in een schaal, daarbovenop het vlees en het in paprikapoeder gedoopte spek. Raji’s salade van groene bladsla, komkommer, tomaten en stukken augurk, smaakte er verrukkelijk bij.’

‘We aten als koninginnen.’

Clara’s huwelijk

Roma bruid

‘We trouwden, Zoni en ik. Wij kregen in die tijd nauwelijks voorlichting. “Kijk maar goed hoe de hengsten de  merries dekken,” zeiden de volwassenen als we vroegen hoe een baby in een moeders buik kwam. Van paarden wisten we alles. Logisch, we konden niet zonder ze. Zij trokken ons voort.

Hengstige merries droegen hun staart omhoog, plasten om de haverklap en waren niet vooruit te branden, maar met een hengst in de buurt hinnikten en blitzten ze zodat hun hele zaakje heen en weer bewoog. ‘Het dekken zelf,’ ze zweeg, trok haar mondhoeken naar beneden en schudde haar hoofd. ‘Zo wist ik hoe de vork in zijn steel stak.’

Ze lachte om haar eigen woordspeling. Het gelach eindigde in een raspende hoest. Ze sloeg een hand voor haar mond, viste met haar andere een wit kanten zakdoekje uit haar boezem en veegde haar lippen droog. Roze schuimspetters op het wit.

Ik schrok.  ‘Omi, u bloedt! U moet nu echt even rusten.’

Met haar bruine, bevlekte hand pakte zij mij bij mijn pols.

‘Ik weet het lieverd, dat hoort bij mijn ziekte. Het maakt niet uit. Ik wil je zo graag over mijn leven vertellen.’

Structuur

De structuur van mijn tweede roman “Van Huis_weg” (werktitel) is nogal een uitzoekerij. Wekenlang zag het eruit als een rafelige warboel met veel losse einden. Wat wil je ook met een vertelling over vier generaties zigeunervrouwen, bijna honderd jaar zogezegd. Een eeuw met talloze heftige gebeurtenissen: de grote crisis, een wereldoorlog waarin (ook) zigeuners vervolgd en vermoord werden, de wederopbouw, een flowerpowertijd veroorzaakt door een heuse jongerenrevolutie, het ik-tijdperk en de technologische vooruitgang tot in het heden.

Amen.

En nee, Corona doet niet mee, gelukkig. De verteller vertelt het verhaal begin 2012 In ieder geval veel uit te zoeken over die periodes, het woonwagenleven, de reizigerscultuur, hun taal, wat ze eten en drinken, geloofden of niet en al het andere. Een interessante en vooral ook plezierige zoektocht Maar goed, de structuur dus: vormen de tijdperken de haakjes of zijn het de vier vrouwen? Wat zou het beste werken? En wie zou de verteller dan zijn? Rode wangen van plezier en vingers die jeuken om het op te schrijven.