Wolkbloem

(Uit: Uien in de Koelkast, of Rafels: de herinnering aan hoe het fout ging)

Die zaterdag in juli wilden we picknicken op een weiland ergens in Spaarnwoude. De zon scheen uitbundig, schoof ongeduldig een af en toe een passerend wolkje opzij om ruimbaan voor haar eigen gloed te maken. We struinden door hoge grassprieten en beginnende korenaren.

Voor ons lokte een veldje met uitbundig bloeiende margrieten en, op een paar pluisjes na bijna uitgebloeide, paardenbloemen.
‘Papa, papa,’ had ze geroepen, ‘kijk, een wolkbloem.’
Ik bukte naast haar en  bestudeerde haar vondst.
‘Dit is een pisseblom, lieverd.’
Natuurlijk lachte Anna om de gekke bloemennaam. Ze danste en zong: ‘pisse pisse pisseblom.’
‘Kijk,’ deed ik haar voor, ‘het is ook een blaasbloem. Blaas maar.’
En ze blies en blies, allemaal druppeltjes bloed.
Bloed!
Paniek sleepte ons aan onze haren van de picknickplaats naar de auto en in één ruk naar de eerste hulp.
‘Help, een dokter. Snel een dokter, nu.’
De dokter kwam. Ze brachten Anna naar een kamertje. Er kwamen nog meer dokters. Lina hield de hele tijd haar handje vast, streelde haar hoofd, haar haren, haar gezichtje. Haar eigen gezicht zond één en al angst en wanhoop uit.
De dokters schudden hun hoofden. Hun observaties en diagnoses bleken nauwelijks te vertolken naar woorden die konden horen.
Daar in het ziekenhuis verbrak onze betovering omdat -dat wist ik bijna zeker – zij dacht: hij had dat kind niet zo moeten laten blazen.

En ik dacht: had ik het maar

 gewoon een wolkbloem laten zijn

Vrijwillige quarantaine

Soms is een vriend belangrijker dan een familielid, las ik vanmorgen op een nieuwssite. Het ging weer om het pandemie virus en de vraag wie er naar je begrafenis mag komen. Als het aan het overkoepelend kraaienorgaan ligt, gaan we zelfs in de kist nog in quarantaine. Deksel erop, zand erover. Of oven op duizend graden Celsius.

Enkel familieleden in de eerste graad mogen je uitgeleide doen. En als je die niet hebt, ga je maar alleen. Nee wacht, een goede vriend mag ook. Kan natuurlijk net zo goed een kennis, een buurmens of oud-collega zijn die voor goede vriend uitgeeft.
Lucratieve business  vandaag de dag, het uitvaartwezen, of mag ik dat niet zeggen?
Weet ik veel, ik roep ook maar wat.
Vanmorgen bij de apotheek, moest ik vanaf anderhalve meter in een luikje schreeuwen wat ik bliefde.
Een nieuw recept?
Het apothekersmeisje keek me angstig aan. ‘Maakt u maar een foto van het recept en mail dat naar ons en,’ voegde ze er ineens bitchy aan toe , ‘stel dat wij ziek worden, wat moeten de mensen dan.’
Daar zakte mijn broek echt van af. Ziek worden van een papiertje?
Handschoenen aantrekken, zou ik zeggen. Ik slikte het maar in, net als mijn vraag: stel dat mijn huisgenoot nieuwe pijnstillers voorgeschreven heeft gekregen omdat ze vergaat van de pijn. En virus…hamsteren…regerende angst…vluchtelingen…oorlog …hongersnood…kindersterfte…oorlog… onderdrukking…
Okee genoeg, ik hou er over op.
Ik heb natuurlijk makkelijk praten. Ik ben niet bang. Voor de duvel niet en voor corona niet.  Ik heb een conditie als een amateur Elfstedentochtschaatser en ik zie niet op tegen  in quarantaine gaan. Sterker nog,  ik zonder me al dik anderhalf jaar af om aan mijn roman te schrijven en onder te duiken in de wereld van mijn hoofdpersonen. En wat ik dan echt nodig heb, is de eerlijke en oprechte mening van een schrijftafelvriend want soms is een vriend belangrijker dan een familielid. Zeker als het gaat om

goede feedback 

 

Het hartje en de boom

Als je vaak buiten loopt,  een hond hebt uit te laten, zie je nog eens wat. Vanmorgen, in het bos (woud staat op het bordje maar ik hou het op bos) zag ik bomen. Hoge bomen, lage bomen, dikke bomen, slanke bomen, omgewaaide bomen, neergebliksemde bomen, vermolmde bomen, oude bomen en jonge bomen.  Allemaal bomen met een geschiedenis, met een verhaal, hún levensverhaal.

Daar zou een slimmerik best eens een cursus voor kunnen ontwikkelen, dacht ik,  zodat de  bomen eindelijk eens  de story of their life kunnen vertellen. Dramatische verhalen over hoe de storm aan hun wezen rukt, nijdig hun takken tegen de stammen zwiept, al hun bladeren laat verliezen,  hun wortels los sjort en omver trekt. Ze komen vast ook met rampspoed over de zon die hun amechtige wortels geselt en uitdroogt waardoor ze omvallen.
Omvallen, is natuurlijk het terugkerende thema, bomen vallen immers altijd om. En of dat niet genoeg is, judassen wij  mensen die bomen ook nog eens extra door hartjes in hun bast te kerven. Alleen omdat wij zo verliefd zijn. Alsof die bomen geen gevoel hebben! Bomen bloeden ook hoor.

En weet je wat ik nog het ergste vind?  Dat  verliefde stel dat een hart met hun namen in de boom op de foto kraste, is al lang uit elkaar maar dertig jaar later staat die boom er nog steeds. Met het hart. En hun huwelijk ligt in honderd scherven. En van de therapeut in mijn boek moeten ze herinneringen ophalen, delen ook vooral.

Of het helpt? Niemand die ’t nog weet want het boek is nog niet af.

Arm boek, arme boom, arm hart