Jopie w
as een rollemanschiksie. Haar familie trok met de kermis het land door. Ze scharrelden de kost bijeen als leeuwentemmer, boeienkoning of waarzegger.
Op haar eerste schooldag vertelden alle kinderen wat hun vaders deden.
Jopie zei trots: ‘Mijn vader is scharensliep geweest. Nu draait hij sjekkies met één hand.’
Alle kinderen lachten. De meester trok zijn wenkbrauwen op.
De vader van het jongetje naast haar bleek kruidenier.
‘Het hele dorp koopt bij ons,’ schepte hij op.
‘Goed zo,’ zei de meester vriendelijk.
Zij stak haar vinger op. ‘Ik heb ook twee neven in de autobranche.’
‘Dat klinkt duur,’ lachte de meester, ‘zijn ze automonteur of autodief?’
opbouw
Een droge witte
Ik was een jaar of veertien en voelde me al een heel grote meid toen in de grote stad, waar ik regelmatig bij mijn oma op bezoek ging, her en der terrassen oppiepten. Aanvankelijk mondjesmaat maar al snel ontstond een lucratieve handel in terrasvergunningen. Het idee dat op straat drinken alleen iets voor zwervers was, werd losgelaten. Verloederde achterafstraatjes werden hip, en al gauw zaten overal aan hun glas nippende, genietende mensen op straat. Hoe verlangde ik er naar om aan zo’n tafeltje te gaan zitten en net als de dames om me heen ‘een droge witte, graag’ te bestellen.
Inmiddels ben ik zo’n mevrouw die, meestal samen met een vriendin, in het voorjaar op een terrasje zit en een ‘droge witte’ bestelt. Graag. We genieten ons rot, luisteren stiekem mee met het gesprek aan een tafeltje naast ons en nemen er nog een. We hoeven elkaar niet te overtuigen. Een terrasje pikken, hoort er gewoon bij als de zon schijnt. Dus toen de zon begon te schijnen en de temperatuur van onder nul snel opklom tot plus zestien, zeventien en even zelfs achttien, hakte het niet kunnen neerploffen buiten er wel heel erg in.
Ik liep op het plein en fantaseerde dat de hoofdpersoon uit Rollemanschiskie door haar broer aan een (draaiende) molenwiek werd gebonden maar veel verder dan dat kwam ik niet. Ik had wijn nodig om mijn stroperige hersens flexibel te maken zodat alles weer mogelijk wordt. En die wijn wilde ik het liefst op het terras bij mij om de hoek. Maar dat ging natuurlijk niet. De Corona belemmert me niet alleen in mijn bewegingsvrijheid, het droogt ook mijn schrijfader op.
Dat mag natuurlijk niet gebeuren. Omdat ik die mevrouw ben die met mooi weer een droge witte of een droge rosé drink, buiten, zet ik mijn raam open en schenk er mezelf een in. Het werkt direct: ik weet waarom C’s broer haar aan de molenwiek bindt.
Leugens
Fragment uit: Rafels.
Deel 2, in het Eilandhuis
Ik was zo druk met mijn verhaal dat ik de ommekeer bij Lina niet in de gaten had. Haar ongeloof was omgesmolten tot kwaadheid. ‘Waarom heb je me dit verdomme nooit verteld?!’
Met de rug van haar hand veegde ze verontwaardigde druppeltjes spuug van haar kin.
‘Nou ja, ik heb je in het begin toch wel eens over vroeger gehad? En in therapie. En over de brand…’
‘Ja dahag, gisteren pas. Je bent verdomme in de vijftig, we kennen elkaar al bijna dertig jaar en al die jaren zit je tegen me te liegen…’ Haar boosheid verdronk bijna in haar tranen. Ze slikte ze weg.
Shit! Zo moest het niet.
‘Ach Lina, sorry, sorry, sorry. Ik deed het niet expres, heb het niet met opzet verzwegen. Ik heb het alleen weggestopt. Kop in het zand.’
Ze keek me wantrouwend aan. Ik zag haar denken: geen opzet, ja ja. Weer wond ze zich op, hoogrode kleur op de wangen, en brieste: ‘Je hebt gewoon gelogen en weet je wat ik het ergste vind?’ Ze keek me met vuurschietende ogen aan ‘je hebt ook tegen hen gelogen. Je hebt mij en Anna van je familie weggehouden. Alsof wíj niet bestonden.’
Ze snikte, pakte een papieren zakdoekje, veegde woest de traansporen van haar gezicht, stopte een hoekje ervan in haar mond. Sabbelde erop. Intens verdrietig.
Haar ‘waarom heb je ons ontkend Frits’ raakte me vol.
‘Owww,’ ik hoorde mezelf kreunen, sloeg dubbel. Kramp. Mijn hart op hol. Mijn hoofd in een bankschroef.
‘Niet ontkend. Nee, juist niet. Ik was juist zo trots op jou. Op Anna. Op jullie. Op ons.
Ik wilde ons beschermen.