Kluwen ontwarren

(Uit deel 2, Rafels)

De kluwen ontwarren, had Jeanette gezegd. Hoe? En hoe uit die puinhopen van ons verleden te kruipen? Het opgehoopte verdriet. Ons huwelijk dat in scherven lag, wijzelf ook  aan flarden. Waarom noemde ik hem daarstraks in godsnaam  mijn man? O, die chaos in mijn kop. Blok beton in mijn maag. Hoe moet dat straks. Ineens veranderde het geroezemoes  om me heen in luid geschetter: ouders riepen hun kroost, tienermeiden renden gillend naar elkaar  door het restaurant, puberjongens zaten wijdbeens op hun stoel in hun telefoon te brommen. Een drukte van belang. Het dek stroomde vol. Toch zag ik hem direct. Hij ons ook. Hij zwaaide en liep met grote passen op ons af. Pan door het dolle heen, sprong tegen hem op, huilde als een wolf, likte zijn handen.

Hondenliefde