Onze Ciara, de storm van begin februari, zweept het water op. Ze maakt het bijkans onbevaarbaar. Nu deze week de zon, maan en aarde ook nog op één lijn staan, trekken ze het water aan. Of het water trekt hen aan, dat kan ook. Springtij noemen we dat; het water stijgt hoger en hoger tot, je mag het niet hopen, een stormvloed of zelfs springvloed.
Ben ik blij dat Lina en Frits, mijn hoofdpersonen nog niet op de boot naar het eiland zitten. Je zou je hart toch vasthouden? Kijk dan, hoe die twee jonge passagiers, die net de Titanic hebben gezien, met grote angstogen het gebonk en gewiebel van die boot op het water volgen. Aanstellerij natuurlijk want de veerboot is het ploegen op de korte golfslag wel gewend maar dat weten zij niet. Krijg je als je onvoorbereid op reis gaat. Ook al is het maar een klein stukkie.
Vervelender, want je ruikt het, zijn de kotsende mensen die het dek net niet halen. Wat een afgang! Janken geblazen natuurlijk. En eh…wie ruimt die viezigheid op? Geen lichtmatroos te bekennen.
Nee, mijn arme Lina en Frits zouden zich als met het Ubervirus besmette cruisegangers voelen. Ontheemd en in de steek gelaten omdat ze nergens mogen aanleggen en al voor de derde achtereeenvolgende dag hetzelfde mondkapje dragen. Bah! zou Lina zeggen, die als vroedvrouw natuurlijk erg pro hygiene is en daarom ook wil dat de autoriteiten nu direct een lading wcpapier droppen. Voor Frits hoeft dat niet, hij wil liever bevoorraad worden met vers fruit en groene groente om scheurbuik te voorkomen.
Storm in een glas water dit. Helemaal niet nodig, ze zijn nog gewoon aan wal. Hebben net hun laatste (of voorlaatste) therapiesessie uitgezeten en lopen nu, ieder voor zich, te pietekutten over van alles en nog wat.
Ze gaan heus wel naar dat eiland, ik twijfel er niet aan maar nu nog even niet. Het lijkt wel alsof iemand kraaienpoten op hun weg heeft gestrooid
zo worden ze steeds opgehouden.