Fragment uit Rafels:
‘Wij,’ ze wees naar mij, ‘maakten de lunch klaar. Ik sneed uien voor een salade en hij zei: “Leg nou voortaan de uien in de koelkast, dan hoef je niet zo te huilen.”’ Na een paar tellen vervolgde ze het relaas proestend: ‘Bloedserieus hield hij een hele verhandeling over het wezen van de ui. Hilarisch. Klopte geen bal van dat verhaal, maar ik vond het geestig en kreeg de slappe lach. Carl en Trees, aangetrokken door mijn geschater, kwamen erbij staan en we verzandden in een bizar gesprek. Over warme uien, koude, droge, natte, ronde, idiote. Op een gegeven moment stonden we met z’n vieren te brullen van de lach. Zo leuk, haha. Dat vrolijke, daarom werd ik steeds opnieuw verliefd op hem,’ eindigde ze haar souvenir. Fijn dat ze zo’n schik had, grappig verhaal. ‘Heb ík dat gezegd? Serieus? Ik kan het me niet voorstellen. Uien moet je nooit in de koelkast bewaren. Dan worden ze zompig en kun je ze helemaal niet meer snijden. Bovendien stinkt de hele koelkast vervolgens een uur in de wind. Nee Lien, dat kan ik niet gezegd hebben.’ Ze keek op, friemelde aan haar hals en stamelde: ‘Waarom zeg je dat nou?’ Ontstemd klonk ze, nee, gekwetst eerder. Beter had ik mijn tong afgebeten. ‘Misschien heeft iemand anders het gezegd?’ probeerde ik de situatie te verzachten. ‘Nee, nee, nee!’ riep ze pissig. ‘Ik weet heus het verschil tussen jou en een ander wel.’ Heb je het over gevoelens bespreekbaar maken.
Jeanette greep in. ‘Volgens mij zegt Lina vooral dat ze genoot van jouw vrolijkheid en het samenzijn met jou en jullie vrienden. Ze heeft het over geborgenheid, samen lol kunnen hebben, en,’ ze draaide zich pontificaal naar Lina, ‘het gemis daaraan. Zou je dat zo kunnen zeggen?’ Lina knikte. Mijn hoofd bonkte, mijn hersens draaiden overuren. Verdraaid, ze heeft gelijk, dacht ik, het geheugen als kapstok met haakjes voor gevoelens. Deze vrouw achterhaalt diepere betekenissen uit anekdotes.‘Geborgenheid matcht goed met wat jij de vorige keer opmerkte over zorgzaamheid, Frits, jouw positieve karaktertrek. Een aardige, vrolijke, zorgzame man …’ Ze zweeg, wilde zeker weten dat haar woorden op vruchtbare aarde terechtkwamen; zaaien en ontkiemen hebben tijd nodig. Na een paar eeuwenlange tellen keerde ze zich naar Lina. ‘En op welke karaktertrek van jezelf ben jij het meest trots?’
Lina zette eerlijkheid met stip bovenaan, op de voet gevolgd door
zorgzaamheid