Spic en span

Ik opende het keukenkastje, strekte mijn arm uit om er een pak spaghetti in te leggen en greep middenin een kleverige zachte bol met harde stukjes. 

‘Gadver!’ 

De overvloed aan schimmel, muizenkeutels en spinrag rook precies zoals de verrotte aardappelmassa in de kruipruimte vroeger thuis. Sinds het voorjaar lag daar een mud piepers te verkommeren. Mijn vader had ze vlak voor zijn vertrek in de voorkelder laten kieperen.

‘Zo is er altijd wat in huis,’ had hij gezegd. Vooruitziende blik? Een laatste zorgdaad of schuldgevoel? Nog geen twee maanden later was hij met de noorderzon vertrokken. Uit kwaadheid of principe hebben we nooit meer aardappelen gegeten. Daarom ook hadden we geen idee waar die penetrante geur in de gang vandaan kwam. Totdat moeder het luik in de gang opende en de druipende aardappelmassa zag. Dat dus.  

Ook de binnenkant van de koelkast zag er niet uit. Vanuit de flessenbakken kropen slijmerige slakkensporen langs de deur omhoog, de groentela klemde, ik kon de herkomst van de drab niet thuisbrengen op één uienschil na. 

Met de dweiltjes en groene zeep, standaard mee in mijn vakantiepakket, , boende ik na de koelkast, de keukenkastjes, de vensterbank en vooruit ook de vloer. Wat je begint moet je afmaken. Heb ik van mijn moeder . Zij deed nooit alleen maar de keukenvloer. De kastjes, het aanrecht, de deuren, de gang, alles moest gekuist. Kwamen we thuis uit school, blonk het hele huis en zat zij tevreden met een glas wijn in haar luie stoel.

Plaats een reactie