‘Wat zie je in de spiegel?’vroeg de therapeute.
‘Een vrouw, begin vijftig. Een vriendelijk gezicht met barstjes rond haar ogen, op haar wangen en bovenlip. Kort bruinblond haar met grijze strepen en een blauwe bril.’
‘Ik zie een mooie vrouw,’ antwoordde ze, ‘met vriendelijke bruine ogen die vuur kunnen schieten als het moet. En ik zie verdriet, gemis. Je bent na het overlijden van je kind gewoon weer als vroedvrouw gaan werken?’
‘…elke geboorte sneed door mijn ziel. Om weer zo’n hompig nieuw mensje vast te houden, beangstigend vond ik het, nu ik wist hoe breekbaar kinderen zijn.’