Vader vertrok zonder afscheid te nemen.
Ik trok het voor mezelf glad met de gedachte dat hij niet meer bij ons wilde horen, niet bij onze vrienden, niet bij onze straat, niet bij ons leven.
Krampachtig? Het hielp me het verdriet om zijn aftocht diep onder de grond te schoffelen, te wennen aan zijn afwezigheid.
Hoewel mijn verstand mij dicteert dat niemand mij moedwillig in de steek laat, lekt tot vandaag ieder verlies bovenop de open wond die vaders vertrek in mij sloeg. Ik wil dat nare scherpe gevoel van verlatenheid, die troosteloze eenzaamheid, niet
weer voelen